HARVEY ESAJAS OVER DE MEEST BIJZONDERE VOETBALLOOPBAAN OOIT: “IK STA VOOR ALTIJD IN DE BOEKEN, HAHA”

 

Harvey Esajas: de man die scoorde tijdens zijn debuut in De Klassieker, vocht tegen blessures en ziektes, vier jaar lang profvoetballer af was en ineens opdook bij AC Milan, tussen de wereldsterren van zijn generatie. Een sprookjesboek zonder eind. Esajas vertelt over de meest krankzinnige voetballoopbaan ooit en zijn maatschappelijke werkzaamheden na het voetbal. “Je kan alles van je leven maken, ongeacht waar je vandaan komt. Ik ben het levende bewijs.”

Eén blik op het Transfermarktprofiel van Harvey Esajas wekt duizend vragen op. Van Ajax naar Feyenoord? Van Dordrecht’90 naar Real Madrid? Van vier jaar niet voetballen naar AC Milan? Op dertigjarige leeftijd invallen en slechts zes minuten spelen voor de grootmacht? Allemaal vragen waar niemand anders dan de man zelf antwoord op kan geven. Dus zochten we hem op in Diemen, in een koffietent van zijn vriend. “Nou, wat wil je weten?” Opent Esajas. Alles. We willen alles weten.

VERKEERDE VRIENDEN

Esajas begint over zijn jeugd, die hij grotendeels doorbracht op de straten van Amsterdam. Verkeerde vrienden. Van kattenkwaad tot erger. Zo erg zelfs, dat er nu niet meer zoveel van die vrienden over zijn. “Op zeventienjarige leeftijd werd een jongen uit de buurt doodgeschoten midden op het Rembrandtplein. Toen was het voor mij duidelijk: ik distantieer me hiervan. Ik word nooit crimineel. Ik zou het niet kunnen. Niet om mezelf te verrijken. Bovendien was ik niet geschikt. Ik wist van mezelf: bij mij ga je zien wat ik ga doen, dus je gaat me heel snel uitschakelen. Ik ben een open boek daarin. Als ik jou moet hebben, mag iedereen het weten. Ik ga gelijk achter je aan. Maar zo werkt dat niet op straat. Je moet een beetje een rat zijn. Ik kan dat niet. Ik zou meteen op je afkomen. Maar dan is het ‘boem’. Kogel door je kop. Einde verhaal.”

JOHAN CRUIJFF

Gelukkig had Esajas een uitweg die zijn vrienden destijds niet hadden: voetbal. Al vanaf kleins af aan speelde hij bij Ajax. Bij Buitenveldert opgepikt door Johan Cruijff. “Ik was altijd de beste bij Buitenveldert. Ik hoefde niet zoveel werk te verzetten als mijn teamgenoten om alsnog op te vallen. Dat beviel me wel. Ik had talent, maar hard werken? Dat kende ik niet. Johan Cruijff maakte me meteen duidelijk dat het zo niet werkt. Mijn eerste wedstrijd bij Ajax was uitgerekend tegen Buitenveldert. Iedereen kwam kijken. Familie, vrienden, kennissen, zelfs klasgenoten stonden langs de lijn. Allemaal voor mij. Ik kwam vijf minuten te laat. Wat denk je? Mocht ik vlaggen, de hele wedstrijd. Ik schaamde me kapot. Tot de dag van vandaag ben ik nooit meer te laat gekomen.”

Een van de vele voorbeelden waaruit blijkt dat Esajas geen makkelijke was. Een stereotype probleemkind. Onhandelbaar zelfs. Bij Ajax bonjourden ze hem langzaam naar de uitgang. “Ik was geen typische Ajax-jongen. Mijn ouders hadden niet veel geld. Ze konden destijds niet werken met jongens zoals ik.”

Vertrouwen van de aartsrivaal
De ommekeer kwam toen Esajas terugkeerde naar Nederland. Na een mislukte periode bij Anderlecht stond Feyenoord voor de deur. “Ze gaven me veel geld. Precies wat ik wilde hebben. Ik zag voetbal als werk. Dat ik Amsterdammer was, maakte me niks uit. Ik moest mijn geld verdienen. Als dat bij Feyenoord kon, graag zelfs.” Esajas werd bij zijn oom en tante in huis geplaatst. Zijn tante leerde hem manieren, gewoontes en routine. Samen met zijn oom ging hij extra trainen. Om fit te worden. Voor het eerst zag Esajas toekomst in de voetbalwereld. Als jonkie werd hij doorgeschoven naar het eerste elftal van Feyenoord. 

DE HELDERSE AFFAIRE

In het begin van zijn Feyenoord-tijd was Esajas een van de hoofdrolspelers in de Helderse affaire. Hij vertelt zijn kant van het verhaal. “We speelden een oefenwedstrijd in Den Helder. Dat ging helemaal fout. Het escaleerde. We raken verzeild in een vechtpartij. Ik word bedreigd, bespuugd, geslagen, geschopt. Dus ik weer af. Ik bescherm mezelf en maak me groot. Ineens voel ik iets aan beide armen en er gaat iemand neer. Maar dat was nooit mijn intentie. De advocaat van Feyenoord bestempelde me als verdachte. Om Ulrich van Gobbel te beschermen. Daar ging het fout. Feyenoord nam dat standpunt in, terwijl ik helemaal geen dader was. De politie wilde me als getuige horen. Zij wisten ook dat Van Gobbel de dader was.”

In de week voor De Klassieker van 1993 in Amsterdam was de uitspraak over de zaak. Henk Fraser werd vier wedstrijden geschorst omdat hij had gespuwd. Ulrich van Gobbel kreeg drie wedstrijden schorsing voor een karatetrap. Esajas werd vrijgesproken. “De grootste fout was dat we als Feyenoord de voorbereiding in Noord-Holland speelde. Dat moet je niet doen. Gaat gegarandeerd fout.”

DEBUUT

Dankzij de schorsingen van Fraser en Van Gobbel was er ineens een plek vrij in het elftal voor Esajas. “Ik wist dat de kans groot was dat ik zou gaan spelen. Van Hanegem liet de opstelling zien. En ja hoor, ik stond erin. Linkshalf. Het werd een groot succes. Ik scoorde. Ik scoorde voor Feyenoord, tegen Ajax, in mijn eigen buurt, voor mijn eigen publiek. De mensen hebben me vervloekt hiero. Mijn vrienden wisten niet hoe ze moesten reageren. Natuurlijk waren ze blij voor me, maar ze zeiden ook dat ik het nooit meer moest doen. Ik was achttien. Ik dacht: ‘wauw, beter dan dit wordt het niet’. De eerste Feyenoord debutant die scoorde in de klassieker. Ik sta voor altijd in de boeken, haha.”

Een belangrijk moment in zijn leven, tevens zijn enige doelpunt in het betaald voetbal. Of hij er nog veel aan terugdenkt? “Nee, voetbal is een gesloten boek voor mij. Ik denk er niet vaak aan terug. Ik kijk af en toe voetbal, maar dan weet ik ver van tevoren al hoe de wedstrijd gaat verlopen. Mijn vrouw wordt dan gek voor me, omdat ik precies weet hoe het spelletje werkt. Maar als ik langs het Olympisch Stadion rijd, beleef ik het weer opnieuw. Ik word altijd vrolijk, want ik heb toch een stukje geschiedenis geschreven.

STICHTING I-SPORT SPECIAL

Esajas beschrijft zijn relatie met voetbal als een haat liefde verhouding. Inmiddels heeft hij een andere roeping gevonden. Als maatschappelijk werker zet hij zich in voor kinderen met een beperking. “Na mijn voetbalcarrière bleef ik in het buitenland wonen. Ik sloot zakendeals voor proefvoetballers en verdiende hier en daar wat bij. Maar het ging knagen aan mij. Al mijn vrienden bewandelde het verkeerde pad. Het ging echt goed fout. Ik moest terug. Ik ging me inzetten op maatschappelijk gebied. Ik wilde mensen helpen. Daarom richtte ik samen met mijn vrouw stichting I-Sport Special op. Hierbij bieden we steun aan mensen, voornamelijk jongeren, die het lastig hebben in de maatschappij. In de breedste zin van het woord. Clinics, persoonlijke begeleiding, sportdagen, intensieve gesprekken, persoonsontwikkeling, zelfverdediging, noem het maar op. Ik zet me in voor de medemens. Daar haal ik voldoening uit. Je kan alles maken van je leven. Het maakt niet uit waar je vandaan komt of waar je last van hebt. Ik ben het levende bewijs.”