Harvey Esajas: ‘Geloof je in jezelf? Ja? Aan de slag dan’

Harvey Esajas sport in het Sport Performance Centre Rijnmond met kinderen met een beperking
Harvey Esajas sport in het Sport Performance Centre Rijnmond met kinderen met een beperking © Marc Driessen

Op Harvey Esajas hoef je nooit te wachten. Als je om tien uur ‘s morgens met hem hebt afgesproken, dan is hij er om vijf voor tien, op z’n laatst. Als zijn vrouw Diana zegt: “Harvey, we zijn te vroeg,” dan zegt Harvey: “Nee, we zijn op tijd.”

Hij voetbalde in de C1 van Ajax, met de generatie uit 1974: André Ooijer, Tarik Oulida, Olaf Lindenbergh en Jordi Cruijff. Pa Cruijff was de trainer van Ajax 1, maar hij bemoeide zich overal mee, dus ook met de 13-jarige C’tjes. Esajas: “Voor een wedstrijd kwam ik één minuut te laat in de kleedkamer. Echt één minuut. Johan was er ook. Hij duwde mij de grensrechtervlag in handen en zei: ‘Zo, voortaan neem jij een bus eerder.’ Ik ben nooit meer ergens te laat gekomen.”

Ook deze vrijdagmorgen in Rotterdam is Esajas stipt te vroeg. Op een flinke inworp afstand van De Kuip heeft zijn oom Errol een fameus ­bewegingsinstituut: het Sport Performance Centre Rijnmond. 

Op vrijdag is het bij Errol Esajas zoete inval voor recreatiesporters met een beperking. Rolstoelers, slechtzienden, autisten en arme drommels in de bijstand mogen zich uitleven tussen de topsporters, die maar een beetje om hen heen moeten manoeuvreren.

Gastcoach Harvey Esajas zet met aanstekelijk enthousiasme eerst een groepje bijstandsvrouwen aan tot bewegen en trapt daarna een balletje met invaliden met een hersenbeschadiging. 

Het plezier spat er aan alle kanten vanaf. Esajas: “Machtig mooi dit. Zo zie je maar dat sporten goed is voor iedereen: goed voor de lichamelijke gezondheid én de geestelijke fitheid. Bovendien: sport verbroedert en kan je uit een isolement halen.’

Buitenbeentje
Eind 2017 zetten Harvey Esajas en Diana Speksnijder in Amsterdam I Sport Special op, een stichting die zich inzet voor jongeren die klappen hebben opgelopen, figuurlijk, maar ook letterlijk. Dakloze jongeren, jongeren die misbruikt zijn of mishandeld, jongeren die worstelen met een verslaving of die ‘gewoon’ een beperking hebben. Esajas (44): “We gaan sporten met die kinderen. We nemen ze mee naar buiten, de frisse lucht in: bewegen. Zo proberen we jongeren die tussen de wal en het schip zijn beraakt, terug naar school te krijgen, weer aan de studie of aan het werk.”

Ik weet wat het is om als kind op straat te hangen. Voor je het weet, dient een verkeerd klusje zich aan

Speksnijder (48), die een verleden bij de Rabobank heeft en nu bij de Kamer van Koophandel in Amsterdam werkt: “We proberen een brug te slaan tussen de behoeften van de jongeren en het reguliere aanbod van zorg, sport en onderwijs.”

Esajas: “Diana heeft een zakelijk netwerk, ik mijn sportnetwerk. Samen hebben wij een zee aan contacten, die we gebruiken waar we maar kunnen. Wij zijn verbinders. Het werkt geweldig zoals wij het doen.”

Speksnijder (48), die een verleden bij de Rabobank heeft en nu bij de Kamer van Koophandel in Amsterdam werkt: “We proberen een brug te slaan tussen de behoeften van de jongeren en het reguliere aanbod van zorg, sport en onderwijs.”

Esajas: “Diana heeft een zakelijk netwerk, ik mijn sportnetwerk. Samen hebben wij een zee aan contacten, die we gebruiken waar we maar kunnen. Wij zijn verbinders. Het werkt geweldig zoals wij het doen.”

“De voetbalwereld ligt aan onze voeten,” zegt Speksnijder, “maar er is nog zoveel meer waarmee we kinderen kunnen helpen. Als je ziet wat je kunt bereiken met tekenen, met muziek. We zijn op de goede weg, maar er is nog een wereld te winnen.”

I Sport Special zoekt de samenwerking met sportclubs, scholen, maatschappelijke organisaties, zorginstellingen, het bedrijfsleven en gemeentes, om zo een ‘binnenwereld’ te kunnen scheppen waarin de beperkte medemens zichzelf kan redden en ontplooien, verzekerd van zorg, met kansen op een baan.

Esajas en Speksnijder zijn begonnen in Amsterdam, maar willen hun beweging van sport en spel voor de medemens met een beperking uitbreiden over het hele land, te beginnen in Rotterdam, met de hulp van ‘oom Errol’.

Harvey Esajas
Harvey Esajas © Marc Driessen

Oud-atleet Esajas (59) coachte Nederlandse ­lopers op de Spelen van 2008 (Peking) en 2012 (Londen) en is de steun en toeverlaat van menig topsporter, onder wie tennistopper Kiki Bertens. Op Zuid, in Rotterdam, bemachtigde hij een bedrijfshal waarin ooit wiet werd geteeld en begon er zijn prestatietempel. 

Oom Errol en neef Harvey zitten als coaches op één lijn. Ze dagen hun pupillen uit. “We vragen ze: ‘Geloof je in jezelf? Ja? Oké, aan de slag dan.’ Hoe groot je beperking ook is, door hard te werken, door te presteren, kun je je doelen bereiken.”

In Amsterdam bekommert I Sport Special zich ook om probleemjongeren, de overlastplegers. Esajas spreekt hun taal en weet ze te raken. “Ik ben zelf altijd de underdog geweest, de outsider, het buitenbeentje. Ik was het jongetje dat zwart moest rijden in de tram en de metro, die kapotte voetbalschoenen had en een verkleurd Ajax-shirt.” 

“Ik weet wat het is om als kind van gescheiden ouders op straat rond te hangen. Dan is het overleven, survival of the fittest, maar ook: tussen wal en schip belanden. In die slechte wereld dient het snelle geld zich aan.” 

“Dat ligt met foute handel en verkeerde klusjes voor het grijpen. Maar als je daarvoor kiest, eindig je ook snel. Ik was een talent, maar werd bij Ajax slecht begeleid. Je moest voldoen aan strenge Ajaxnormen en voor de rest zocht je het maar uit. Ook voor mij diende het snelle geld van de straat zich aan, maar gelukkig heb ik die verleiding kunnen weerstaan.”

De regels van Van Gaal
Harvey Delano Esajas werd geboren in Amsterdam-Zuid, in De Pijp, op 13 juni 1974, de openingsdag van het WK dat Nederland zo veel voetbalvreugde zou brengen. Hij voetbalde in zijn prille jeugd bij Buitenveldert, waar hij werd gescout door Ajax. Onder Cruijff was hij er gelukkig, maar toen kwam Louis van Gaal.

Volgens Louis van Gaal zou het niets met hem worden: ‘Jij eindigt nog als crimineel’

“En die veranderde de regels. Alleen als je op school goed je best deed en hoge cijfers haalde, mocht je voetballen. Ik was niet de makkelijkste en school interesseerde me niet zoveel. Louis sprak me erop aan. Ik ging er meteen tegenin: ‘Wat nou man, jij betaalt toch zeker mijn schoolgeld niet? Dat doet mijn moeder’.”

Harvey draagt de achternaam van zijn moeder, Cornelly Esajas, Cor voor haar Amsterdamse buren. De Esajassen zijn een begrip in de ­Surinaamse gemeenschap van Amsterdam. Ze stonden in de jaren zeventig aan de basis van het Kwakoefestival, dat begon met voetballen tussen de flats van de Bijlmer, voor bewoners die niet met vakantie konden.

Het zomerse voetballen werd meer en meer een multicultureel feest. Harvey: “Iedereen kwam eropaf. Ook oudere en bekende voetballers. Wij hadden een familieteam: de Esa-Boys, dat speelde tegen de Rasta’s, die hadden Ruud Gullit, Henny Meijer en mijn pa.”

Die vader, Lesley Irion, kon een aardig balletje trappen, maar hij had meer met muziek. Harveys vader runde een platenzaak in de Kinkerstraat, waar het naar wiet rook en waar reggae de boventoon voerde. Irion is volgens de oudste van zijn negen kinderen een typische rasta, gelovend in Jah en gek van Bob Marley. Harvey: “Dat die eind jaren zeventig in Nederland kwam optreden, is mede te danken aan mijn pa, een handige regelaar, een echte ondernemer.”

Als aanhanger van de Jamaicaanse rastafari-ideologie botste Lesley Irion met de regeltjes van de strakgeordende Nederlandse maatschappij. Hij had ook stevige meningsverschillen met zijn protestantse vrouw Cornelly. Hij verliet zijn gezin en vervolgens ook Nederland. Harvey: “Hij wilde vrij zijn, leven op zijn Surinaams. Hij heeft nu een busdienst in Paramaribo en hij doet in schaafijs.”

Harvey Esajas: 'Geloof je in jezelf? Ja? Aan de slag dan'
© Marc Driessen

Zonder man en met een huis vol kinderen, moest Cornelly Esajas een gezinsfabriek draaiende zien te houden. Harvey: “Hoe ze het deed, weet ik niet, maar ze flikte het. Wat een prestatie.”

En haar oudste kind maar rondhangen op straat. Harvey was een lastpak, maar ook een puber met een hart van goud. Dat hart had hij voor op de tong liggen, wat hem geregeld in problemen bracht. “Ook omdat ik in de bres sprong voor zwakkeren. Als ik onrecht zag, bemoeide ik me ermee.”

Vernedering
Harvey logeerde nog wel eens bij zijn oom Sonny en tante Willy in de Spaarndammerbuurt, waar de ouders van zijn Ajaxmaatje André ­Ooijer een bakkerszaak hadden. Het verse brood dat zijn tante in de Spaarndammerstraat bij banketbakkerij H. Ooijer haalde, was ongeëvenaard. Esajas. “Ongesneden brood. Alleen de geur al was zalig.”

Esajas kon goed opschieten met de voetballende bakkerszoon Ooijer. “Zo goed, dat ik ‘m hielp als Dreetje klappen kreeg. Maar dan was ik de lul. Omdat ik had gevochten, kreeg ik op m’n lazer.”

Ook bij Ajax nam Esajas het op voor ploegmakkers die in zijn ogen onrecht werd aangedaan. Daardoor werd hij er voor een druktemaker gehouden. Ook door Van Gaal, met wie hij geen klik had. “Ik zei wat ik dacht en dat zinde Louis niet. Ik ben geen jaknikker, maar een nee-schudder. Volgens Van Gaal zou het niets met mij worden. ‘Jij eindigt als crimineel,’ heeft hij zelfs gezegd. Nou, dat motiveerde mij wel om het niet te worden.” 

“Als je hem er nu naar vraagt, zal hij ongetwijfeld zeggen dat het was bedoeld om mij te prikkelen, maar zo was het niet. Het was pure vernedering. Van Gaal trapte mij de grond in. Hij zag het niet in mij zitten en koos voor Edgar Davids. Ik moet zeggen: dat heeft ­natuurlijk niet slecht voor hem uitgepakt.”

Weggedeemsterd
Esajas is een ras-Amsterdammer, maar hij kan overal uit de voeten. “Rotterdam? Geen probleem. Het gebeurt best dat ze moeilijk gaan doen als ze hier mijn Surinaams-Amsterdamse accent horen. Dan zeg ik: ‘Luister jongens, ik heb voor jullie club gescoord in het Olympisch Stadion, tégen Ajax.’ En dan gaan ze googelen en is het van: ‘Shit man, hij heeft gescoord tegen de joden.’ That’s me, zeg ik dan, en dan is het klaar.”

Harvey Esajas speelde tussen 1993 en 1996 voor Feyenoord
Harvey Esajas speelde tussen 1993 en 1996 voor Feyenoord © Rotterdams Dagblad

Linkspoot Esajas verkaste van Ajax naar aartsrivaal Feyenoord, waar trainer Willem van Hanegem het wel in hem zag zitten. Op 24 oktober 1993 mocht hij aan de bak in het Olympisch Stadion, waar de Rotterdamse titelverdediger de op handen zijnde hegemonie van het Ajax van Van Gaal nog even wist uit te stellen: 2-2.

En Esajas scoorde zowaar, hoewel hij als linkshalf helemaal niet zo’n goede wedstrijd speelde. Maar na een hoge voorzet van John Metgod en terugkoppen van John van Loen kreeg hij zijn linkervoet net goed genoeg achter de bal.

“Ik ben een echte Amsterdammer, ik ben voor Ajax, maar Feyenoord… In 1993 werden we kampioen in Groningen. Ik zat op de bank, maar ben er nog bijna ingekomen, Willem liet me warm­lopen. We moesten terug met het vliegtuig, want er stond een file van Groningen tot Rotterdam. Van Gróningen tot Rotterdam! Daar vlogen we overheen, overal supporters. Voor een jongen van 18 jaar is zoiets overweldigend, dat is niet uit te leggen.”

Tussen Van Hanegem en Esajas ging het goed, totdat Esajas vond dat de trainer zijn beloftes aan hem niet nakwam. Daar kwam ‘gezeik’ van en Feyenoord wilde van hem af. Hij ging naar FC Groningen, vandaar naar Cambuur, om vervolgens als voetballer weg te deemsteren in het buitenland. Door blessures en die grote mond is uit dat veelbelovende linkerbeen niet gekomen wat erin zat.

Hij was een talent van het kaliber Seedorf, maar miste de zelfbeheersing van zijn vriend. Hij stond te snel op zijn achterste benen en wilde te vaak zijn gelijk halen. Zo sprong hij in de beruchte ‘Helderse affaire’ in de bres voor ploegmaat Henk Fraser. Een oefenduel tussen Feyenoord en de beste amateurvoetballers van Den Helder liep uit op een vechtpartij, waarvoor Esajas als hoofdschuldige werd aangewezen.

Ze wilden de hele tijd aan me zitten en ze noemden me Koning Baltazar

Uiteindelijk werd hij van alle verdenkingen vrijgesproken, maar het tumult gaf hem wel het imago van de vechtersbaas die hij niet was. Nadat hij in Nederland als voetballer was stukgelopen op zichzelf, beproefde Esajas zijn geluk in Spanje. Bij Real Madrid Castilla, het B-filiaal van de Koninklijken, waar hij het voetballen combineerde met een baantje in de horeca. 

Van de Spaanse hoofdstad trok hij naar Zamora, in het noordwesten, niet ver van Salamanca, maar bij de plaatselijk Club de Fútbol scheurde hij zijn achillespees af, waarna hij hinkend in zaken ging. In Zamora was hij een bezienswaardigheid, niet alleen als donkere voetballer, maar ook als eigenaar van een bar-dancing en een antiekzaak. 

“Ze hadden daar nog nooit een Surinamer gezien. Ze wilden de hele tijd aan me zitten en ze noemden me Koning Baltazar.”

Van 130 naar 90
Hoewel hij het naar eigen zeggen niet slecht deed als ondernemer – “dat talent heb ik van m’n vader” – hield Esajas het na een jaartje in Zamora voor gezien. Hij trok als tentenbouwer met een circus door Spanje, maar verkaste na een tijdje naar Italië, waar hij weer voetballer werd. Esajas liep stage bij Fiorentina, leek aan de bak te komen bij Torino, maar redde het ook daar niet. Harvey ging bij de pakken neerzitten. “Het werd een beetje een depressieverhaal. Ik rookte, ik dronk en ik kwam gigantisch aan. Ik was absoluut geen sporter meer. Ik gooide er met de pet naar.”

Toen belde zijn goede vriend Clarence See­dorf, die hij bij Ajax had leren kennen en met wie hij altijd innig contact had gehouden. Il Professore, zoals de jonge routinier Seedorf bij Milan werd genoemd, nodigde hem in 2004 uit voor de derby van San Siro. Milan-Inter deed bij Esajas de voetbalkoorts weer opvlammen. Toen Seedorf hem meevoerde naar het trainingsparadijs Milanello voltrok zich niets minder dan een wonder.

Seedorf stelde zijn ‘opgeblazen’ vriend voor aan Carlo Ancelotti en zei: “Trainer, jij was toch nog op zoek naar een verdediger? Nou, deze telt voor twee.”

Harvey Esajas met Clarence Seedorf en Edgar Davids
Harvey Esajas met Clarence Seedorf en Edgar Davids © ANP

Ancelotti informeerde naar het verhaal achter Esajas en voordat hij er erg in had, was Harvey intern op Milanello. De club besloot tot een experiment: Esajas fit en in vorm krijgen, van de ex-voetballer weer een voetballer maken. “Ik heb me vijf maanden lang het schompes getraind en ben van 130 naar 90 kilo gegaan.” 

Esajas zag af, hield vol en kreeg een contract. Hij mocht meetrainen met Ancelotti’s keurkorps, met mannen als Seedorf, Jaap Stam, Alessandro Nesta, Paolo Maldini, Cafú, Rui Costa, Kaká, Andrea Pirlo en Andrij Sjevtsjenko. “De meesten van die gasten keken me niet aan en praatten over me in de derde persoon. Ze namen me niet serieus. Om hun respect af te dwingen, ging ik ze poorten. Dat hielp.”

Denkend aan de woorden van Van Gaal deed Esajas er alles aan zich staande te houden tussen al die wereldvoetballers. “Ik hield mijzelf voor: jij, en niemand anders, gaat bepalen hoe dit afloopt.”

Nieuw eindpunt
Op 12 januari 2005 kreeg hij de ultieme beloning toen Ancelotti hem liet invallen in de bekerwedstrijd tegen Palermo (2-0). Zes minuten voor tijd kwam Esajas in het veld voor Massimo Ambrosini en San Siro juichte hem hartstochtelijk toe. “De fans kenden me inmiddels, want ze hadden mij vaak genoeg voorbij zien komen op clubfilmpjes over die eenzaam trainende, alsmaar rondjes lopende dikzak.”

Op zijn dertigste was Esajas weer voetballer, op het allerhoogste niveau zelfs, maar dat geluk duurde maar even. Echt doorbreken deed hij niet bij Milan en om weer wedstrijden te kunnen spelen, deed hij een forse stap terug. Calcio ­Lecce werd echter een nieuw eindpunt en door een aaneenschakeling van blessures ook het ­definitieve.

Diana Speksnijder, dochter van een Surinaamse moeder en een Nederlandse vader, kwam als stagiaire bedrijfskunde bij de Bijlmerclub Zuidoost United terecht. Daar ontfermde ze zich over een jongetje dat nooit mocht meespelen en elke zaterdag huilend naar huis ging. Julian werd geweerd, omdat er iets mankeerde aan zijn motoriek.

Harvey Esajas met Diana Speksnijder, met wie hij de stichting I Sport Special heeft opgericht
Harvey Esajas met Diana Speksnijder, met wie hij de stichting I Sport Special heeft opgericht © Marc Driessen

Speksnijder, die binnen enkele maanden in het bestuur van Zuidoost United zat, vergezelde Julians vader naar een ouderavond op de Drostenburg, een school voor speciaal onderwijs in de Bijlmer. Nog dezelfde avond had ze een team van Julians, kinderen met een beperking die graag wilden voetballen. 

Ze regelde een trainer, een fysiotherapeut, een elftal vrijwilligers en sponsor Mustafa Ait Boubker, Mus voor vrienden, eigenaar van autorijschool 5 Skills, die de contributie voor de kinderen betaalde en ze van voetbalkleding voorzag.

Speksnijder: “Van de club kreeg ik alle vrijheid een G-voetbaltak op te zetten. Die loopt nu als een trein. Honderd procent ouderparticipatie, iedereen staat verplicht langs de lijn. Met veel plezier.”

Dansende profeten
Bij Zuidoost United leerde Diana ook Harvey kennen. Esajas had zich bekeerd tot de islam, geïnspireerd door wat hij zag en las van ‘s werelds beroemdste bokser, Muhammad Ali. Bij Zuidoost United trainde hij de zaterdagelftallen en werd hij door Diana bij haar voetbalvrijwilligerswerk betrokken. Ze werden een koppel in de bewegingszorg en ook in de liefde. Esajas: “We hebben het verleden afgesloten en zijn samen opnieuw begonnen.”

De twee hadden ieder twee kinderen uit vorige relaties en moesten als pril koppel en als nieuw samengesteld gezin zware beproevingen doorstaan. In korte tijd vielen dierbaren weg, met als zwaarste klap het overlijden van Harveys jongere broer Ryan, vorig voorjaar op 37-jarige leeftijd aan kanker.

Het is ontroerend om te zien hoeveel baat jongeren met een beperking hebben bij sporten

Zelf overleefde Esajas in 2017 ternauwernood een bacteriële infectie die hard op weg was naar zijn hart. “Ik dacht dat ik er geweest was. Er verschenen overleden familieleden voor me, ik zag de profeten dansen, maar ik ben toch terug­gekomen.”

Na een operatie die erom spande, lag hij een week in coma. Toen opende de moslim Esajas zijn ogen en wist hij wat hem te doen stond: “Diana trouwen en de rest van m’n leven mijn medemens bijstaan. Het was zo duidelijk als wat: God had een plan met mij.”

Onderneming in goedertierenheid
I Sport Special is de uitvoering daarvan. Hun onderneming in goedertierenheid groeit gestaag en op den duur hopen Esajas en Speksnijder ervan te kunnen leven. Esajas, die nog een baan als nachtportier heeft: “Geld interesseert mij niet, het geeft me geen geluk. Als ik maar genoeg verdien om mijn rekeningen te betalen, want dat geeft rust.”

Speksnijder: “De voldoening van dit werk is veel waard. Het is ontroerend om te zien hoeveel baat jongeren met een beperking hebben bij sporten. Ze worden er zelfverzekerder van, zelfredzamer ook. Mensen met een beperking worden in onze maatschappij nog dikwijls weggemoffeld. Ze vormen een taboe en dat willen wij doorbreken.”

Esajas: “Daarom nemen wij het begrip beperking erg ruim. Eigenlijk heeft iedereen wel een ­beperking.”

Speksnijder: “Zeg maar gerust meer dan één. Vraag jij maar eens aan je partner wat je beperkingen zijn. Waarschijnlijk krijg je een hele ­waslijst.”Dit is een artikel van Parool Plus. Parool Plus artikelen zijn exclusief voor abonnees.

Geschreven door: Jaap Visser op 10 februari 2019, 12:00 voor Het Parool.